Tussen gebieds- en keukentafel

Ruimte nodig in grond en beleid

“Problemen moeten we aan tafel oplossen met elkaar”, zo zei melkveehouder Rudie te Selle ruim twee jaar geleden in deze krant. Als Winterswijks LTO-bestuurslid is hij een van de agrarische vertegenwoordigers in WCL en onder andere van daaruit actief aan vergadertafels. Het vergt een lange adem. Maar de Gebiedsgerichte aanpak krijgt nu vorm in een gebiedsteam.

tekst: Betty Wassink              foto: archieffoto Winterswijk Buiten&Binnen

“Er zijn zoveel opgaven in het gebied die vooral ook de landbouw raken, maar die zijn nog niet helder in beeld.” Te Selle vindt het wel frustrerend dat het zo lang duurt. Na de boeren-protestdemonstraties in oktober 2019 heeft WCL een brief naar de provincie gestuurd met het verzoek om een gebiedsgerichte aanpak voor Winterswijk. Die roep om een eigen aanpak heeft ertoe geleid dat de provincie, de gemeente, het waterschap WRIJ en het gebied samen aan de slag zijn gegaan voor een gebiedsgericht proces. “Anderhalf miljoen is beschikbaar gesteld voor het uitwerken van het gebiedsprogramma, voor menskracht, inhuur en  vergoeding voor ambtelijk uren”, aldus Rudie.

Gebiedstafel en gebiedsteam
Na een lang en volgens Rudie nogal stroperig proces is er nu een structuur met een bestuurlijke gebiedstafel (BGT), waaraan naast de genoemde (semi)overheden ook drie WCL gebieds-vertegenwoordigers deelnemen: Rudie namens de agrarische sector, Udo Hassefras voor natuur en Jan Bent voor het thema leefbaarheid. “Aan de gebiedstafel worden de besluiten genomen over de werkwijze; de uitvoering ligt daarna bij het gebiedsteam: de uitvoerenden met kennis van het gebied zelf. Opgaves in het gebied, zoals stikstof, water, droogte, natuur, leefbaarheid, landbouw worden in het gebiedsteam bottom-up uitgevoerd met ambtelijke ondersteuning uit de provincie en gemeente. Maar omdat de doelen uit Den Haag nog niet bekend zijn, is het op dit moment nog politieke wensdenkerij. En met de statenverkiezingen in het vooruitzicht zal besluitvorming nog wel op zich laten wachten."

Landbouwverkenning                                                                                                      De agrarische sector zelf werkt ondertussen aan een landbouwverkenning om in kaart te brengen wat de stand van de landbouwbedrijven nu is. Wat is de stip aan de horizon voor de bedrijven? Rudie: “We willen inventariseren bij de boeren om de getallen te kennen, zodat je als gebied bij planvorming kunt zeggen: ‘kijk, we zijn nu nog met 85 melkveehouders, maar dat kan zomaar snel anders zijn als de melkprijs daalt’ bijvoorbeeld. Dat vertrekpunt willen we zelf opstellen. Maar eerst willen we als agrarische sector net als in januari 2020 een bijeenkomst organiseren, om als Winterswijkse boeren met elkaar te praten. Gezelschap van kritische mensen om je heen houdt je scherp.”

Hartstikke extensief                                                                                                         De ontwikkelingen in het buitengebied zijn complex. “Daarin wordt de boer nu gelukkig wel vrij centraal gesteld. Mede door de afname van het aantal boeren. Men heeft liever dat er in Winterswijk nog een paar boeren bij komen, want het is te hard achteruit gegaan. Er zijn nog 140 actieve boerenbedrijven, waarvan 85 met melkvee. Het CBS noemt een getal van 260, maar dat is inclusief alle kleine en hobbybedrijven. We zijn hartstikke extensief in Winterswijk: één koe, een grootvee-eenheid (gve) per hectare. We zitten op gemiddeld 1,7 gve per hectare, inclusief pluimvee en varkens. Het landelijk gemiddelde is ruim boven de drie gve.
Intensivering is economisch gedreven; extensiveren leidt tot kostprijsverhoging, maar dat is hier niet nodig, want we zijn al extensief. Hier is het van belang, dat je boeren die er zijn, de ruimte geeft. We worden beperkt door het landschap en dat leidt tot kostprijs achterstand. Het landschap willen we niet ter discussie stellen, maar ‘het landschap onderhouden’ doen we er zomaar even bij.” Hij noemt zijn eigen bedrijf met 60 hectare als voorbeeld: dat is verdeeld over 23 percelen. “Dat is een gemiddelde perceelsgrootte van 2,5 hectare. Daar moeten we wel een oplossing voor vinden. Niet door het landschap te veranderen, maar er zal iets moeten komen als vergoeding voor behoud van de kleinschaligheid.

Ruimte                                                                                                                               Door de kostprijsachterstand kan je niet concurreren bij grondaankoop, waardoor diverse percelen inmiddels in gebruik zijn bij boeren van buiten de gemeente- en landsgrens. Dan zie je het afbrokkelen en dat begint men nu te zien. Dat externen anders met ons landschap omgaan. Wat we nodig hebben?  Ruimte. Ruimte in grond, maar ook in beleid. Denk aan de Kaderrichtlijn Water; die gaat hier in Winterswijk wel pijn doen. Er staan maatregelen beschreven, zoals bijvoorbeeld bufferzones rondom beekdalen. Dat is nu de grote vraag hoe dat uitpakt.”

Pilot
In Winterswijk start een pilot met het ‘Markemodel’, waarin haalbare kwaliteitsdoelen worden nagestreefd op het gebied van waterkwaliteit, biodiversiteit, ammoniak- en nitraatuitstoot en agrarisch natuurbeheer. Te Selle is een van de twintig deelnemende melkveebedrijven. “Dat is de oplossing waar je het in moet zoeken. Dat markemodel gaat ook belonen voor biodiversiteit bijvoorbeeld, omdat je boert in een kleinschalig landschap. Als ik in mijn boekhouding kijk is 98 procent primaire productie. Opbrengst landschapsonderhoud is marginaal. Vraag is of je dat kan vergroten en waar dan uiteindelijk en structureel geld beschikbaar is.”

Bekijk andere artikelen

arrow_upward